Bevorderen van duurzaam inkoopgedrag op Heijendaal

 

In diverse samenvattingen is al gewezen op het belang van inkoop om de toeleveringsketen van Heijendaal duurzamer te maken. Hoewel het belang hiervan steeds groter wordt, blijft het lastig om dit bewustzijn te vertalen in duurzame inkooppraktijken binnen en tussen de betrokken organisaties. Een van de uitdagingen hierbij is mensen zover te krijgen dat ze zich duurzamer gaan gedragen. Uiteindelijk zijn het immers de mensen binnen de organisaties die moeten worden gemotiveerd om duurzamere keuzes te maken en zo de duurzaamheidsprestaties te verbeteren. Daarom wordt in deze studie gekeken naar de rol die gedrag speelt bij het beïnvloeden van de inkoopbeslissingen die werknemers op Heijendaal nemen.

Context en relevantie

Duurzaam inkopen is een belangrijke factor bij de verduurzaming van organisaties en toeleveringsketens. Bij de uitvoering van de inkoopfunctie moeten inkopers en leveranciers samenwerken bij het kiezen en ontwikkelen van duurzamere producten en diensten, maar ook om te beslissen hoe de goederen of diensten op duurzame wijze aan de campus geleverd kunnen worden. Dit betekent in zekere zin dat inkoopafdelingen in bepaalde situaties kunnen fungeren als poortwachters voor duurzaamheid. Vervolgens moeten werknemers echter ook echt duurzame keuzes maken wanneer zij producten of diensten voor zichzelf bestellen die op de campus moeten worden geleverd, wat vaak lastig blijft. Het is essentieel dat het gedrag van werknemers met betrekking tot duurzaam inkopen verandert om ervoor te zorgen dat hun bestelgedrag gebaseerd is op weloverwogen beslissingen. Wanneer het bestelgedrag van werknemers duurzamer wordt, worden er niet alleen meer duurzame producten besteld, maar kunnen orders ook efficiënter worden gebundeld, met als gevolg dat er minder leveringen op de campus hoeven plaats te vinden. Deze opties kunnen dus helpen om de toeleveringsketen van onderaf duurzamer te maken. In deze studie wordt bekeken wat duurzaamheid eigenlijk betekent voor de medewerkers van de Radboud Universiteit en de HAN, en hoe hiervan gebruik kan worden gemaakt om hun bestelgedrag duurzamer te maken.

Onderzoeksvraag

Bezien vanuit dit kader werd de volgende onderzoeksvraag gesteld:

Hoe kunnen de HAN en de RU de houding van hun werknemers ten aanzien van duurzaam inkopen verbeteren?

 
Onderzoekaanpak

Het onderzoek werd uitgevoerd door een student van de Radboud Universiteit in het kader van de masterscriptie. Hiertoe werden de RU en de HAN afzonderlijk onderzocht, maar ook met elkaar vergeleken. Omdat de COVID-pandemie nog niet ten einde was, maakte het RUMC geen deel uit van het onderzoek. Om een goed beeld van de situatie te krijgen, werden er tien interviews gehouden met medewerkers op verschillende niveaus van de twee organisaties, dus met managers, maar ook met medewerkers die de inkoop in praktische zin verzorgen. Bij de analyse werd beoordeeld hoe keuzes betreffende duurzaam inkoopgedrag van de werknemers van deze twee organisaties tot stand kwamen, gebruikmakend van het theoretisch kader voor duurzaam inkoopgedrag (DIG), waarna werd onderzocht hoe dit gedrag kon worden benut met behulp van verschillende handelingen binnen en tussen de organisaties. In de onderstaande tabellen wordt hiervan een korte beschrijving gegeven.

Concept

Beschrijving

Bio-sferische waarden

Waarde toekennen aan al het leven op aarde, zodat duurzame waarden onderdeel uitmaken van de persoonlijke waarden die richting geven aan iemands gedrag

Subjectieve normen

Externe druk op basis van opvattingen over hoe je moet leven en handelen, die iemands gedrag beïnvloeden

Attitudes ten aanzien van gedrag

Iemands opvattingen over de gunstige of ongunstige resultaten van bepaald gedrag

Gewoonten

Automatisch, onbewust gedrag

Tabel 1 Aspecten van duurzaam inkoopgedrag

 

Concept

Beschrijving

Praktische toepassing waarden

De manier waarop waarden tot uitdrukking komen, hoe ze worden toegepast en tot norm worden verheven

Waardeverspreiding

De manier waarop waarden binnen de organisatie worden verspreid of gedeeld

Tabel 2 Processen van waarde beoefening

Resultaten

Op basis van een beoordeling van de gegevens en de vakliteratuur over duurzaam inkopen is het volgende model ontwikkeld, dat laat zien hoe duurzaam inkoopgedrag in de praktijk tot stand komt. Hieronder volgt een korte samenvatting waarin de voornaamste resultaten worden uiteengezet.

 

 

De eerste factor wordt gevormd door de verschillende aspecten die van invloed zijn op de bereidheid tot duurzaam inkoopgedrag. Uit het onderzoek blijkt dat bio-sferische waarden een positieve invloed hebben op de bereidheid tot duurzaam inkoopgedrag, aangezien deze waarden mensen bewust maken van de noodzaak van duurzaamheid, m.a.w. werknemers zijn persoonlijk overtuigd van de noodzaak van duurzaamheid. Daarnaast bleken subjectieve normen van invloed te zijn op deze bereidheid, doordat verschillende vormen van druk leidden tot verschillende vormen van duurzaam inkoopgedrag. Dit wijst erop dat mensen in geval van druk om zich op een bepaalde manier te gedragen eerder geneigd zijn het betreffende gedrag te vertonen, bijvoorbeeld doordat managers werknemers de mogelijkheid bieden duurzamere bestellingen te doen. In de derde plaats bleken de attitudes ten aanzien van het gedrag van invloed op het duurzame inkoopgedrag. Bij dit aspect is bepalend welk soort situaties de attitude beïnvloeden, en niet of de attitude een positieve of negatieve invloed heeft op de bereidheid tot duurzaam inkoopgedrag, zoals in het geval van bio-sferische waarden en subjectieve normen. Bij de attitude ten aanzien van het gedrag moet worden geanalyseerd of er sprake is van een positieve of negatieve attitude ten aanzien van het gedrag, waarbij een positieve attitude de bereidheid om het gedrag te vertonen verhoogt.

Bovendien leken zowel de subjectieve normen als de attitude ten aanzien van duurzaam inkoopgedrag te worden beïnvloed door bio-sferische waarden, wat erop wijst dat bio-sferische waarden behalve een direct effect ook een indirect effect op de bereidheid hebben. De subjectieve normen worden beïnvloed door bio-sferische waarden omdat deze normen gebaseerd zijn op duurzame opvattingen, zoals het geval is bij bio-sferische waarden. De attitude wordt beïnvloed door bio-sferische waarden, aangezien mensen met deze waarden om het milieu geven, en daarmee ook om duurzaamheid, wat leidt tot een positieve attitude ten aanzien van duurzaam inkoopgedrag. Duurzaam inkoopgedrag wordt daarentegen belemmerd door gewoonten die een vaststaand gegeven lijken binnen organisaties. Aangezien gewoonten voortvloeien uit automatisch gedrag, en daarmee een afspiegeling vormen van oudere patronen, maakt duurzaam inkoopgedrag weinig kans. Daarbij komt dat werknemers zich vaak niet bewust zijn van duurzamere opties.

Het verhogen van de duurzaamheidsprestaties door het gebruik van verschillende tactieken is een andere aanpak. De bereidheid tot duurzaam inkoopgedrag leidt tot de daadwerkelijke toepassing van duurzaamheid. Het is logisch dat de beoefening van duurzaam inkoopgedrag een manier is om waarden in praktijk te brengen. Daarnaast worden waarden binnen de organisatie verspreid door de toepassing daarvan. Dit duidt erop dat deze twee processen van waardentoepassing tegelijkertijd plaatsvinden en niet na elkaar. Dit kan op verschillende manieren worden gedaan: bijvoorbeeld door een praktische invulling te geven aan het duurzaamheidsbeleid, programma’s en initiatieven tussen de organisaties op elkaar af te stemmen of een grondige beoordeling uit te voeren van de duurzaamheidseffecten van verschillende producten. Ten slotte leidt brede aandacht voor duurzame waarden ertoe dat deze in de hele organisatie worden besproken en verspreid, wat werknemers ertoe kan brengen bio-sferische waarden over te nemen. Wanneer over de waarden wordt gediscussieerd, worden zij verder verfijnd om zo meer draagvlak te creëren, wat ertoe leidt dat de waarden eerder worden aanvaard.

Conclusies, beleidsaanbevelingen en richtingen voor toekomstig onderzoek

Met het onderzoek werd beoogd een antwoord te vinden op de vraag hoe het duurzaam inkoopgedrag van werknemers kan worden gestimuleerd. De bevindingen hebben tot verschillende conclusies geleid: een daarvan was dat een grondige analyse van de duurzaamheid van producten werknemers meer duidelijkheid over deze producten kan verschaffen.

  1. Voor werknemers blijft het vaak onduidelijk welke producten duurzaam zijn, en waarom. In dat geval kan een grondige analyse die verheldert waarom bepaalde producten duurzaam zijn, nuttig zijn. Een dergelijke analyse kan inzichtelijk maken waarom bij de inkoop voor deze producten moet worden gekozen. Met het oog hierop zouden organisaties iemand moeten aanstellen die verantwoordelijk is voor deze taak. Aangezien er geen sprake is van “gebrek aan draagvlak” kan hier een verbeteringsslag worden gemaakt. In het geval van de HAN hoeft een dergelijke persoon niet te hoeven gezocht, aangezien zij al een duurzaamheidsmanager hebben aangenomen die verantwoordelijk is voor de duurzaamheidsprestaties van de organisatie en derhalve over de kennis en motivatie beschikt om deze analyse uit te voeren. In het geval van de RU werden artikelen in de catalogus al aangemerkt als duurzaam; vervolgens werden niet-duurzame producten zelfs uit de catalogus verwijderd.
  2. Een andere praktische implicatie voor de organisatie is dat er onder de werknemers meer bewustzijn moet worden gecreëerd over de samenwerkingsverbanden met leveranciers. Het lijkt erop dat werknemers leveranciers soms helemaal niet kennen, wat wijst op het genoemde gebrek aan bewustzijn. Door de werknemers hierover meer duidelijkheid te bieden, kunnen zij worden gestimuleerd meer te bestellen bij partnerleveranciers. Dit maakt het weer mogelijk de inkoop van deze producten te bundelen, waardoor het aantal vervoersbewegingen naar de campus kan worden verminderd. De belangrijkste opgave voor beide organisaties is duidelijk te maken waarom producten duurzaam zijn en bij welke leverancier deze kunnen worden besteld.
  3. Aangezien de hogere prijs van duurzame producten een grote belemmering vormt, kan worden gekozen voor overleg tussen de afdelingen die bij de inkoop van duurzame artikelen betrokken zijn. Een voorbeeld hiervan werd gegeven door de duurzaamheidsmanager bij autodeelbedrijf Amber, die verantwoordelijk is voor inkoop en aanvullende maatregelen. Op dit gebied kan overleg dienen voor het toewijzen of combineren van budgetten om de kosten van duurzame producten te delen. Op de langere termijn hebben afdelingen baat bij dergelijke investeringen, zoals in het geval van de inkoop van duurzame laptops, een voorbeeld dat werd gegeven door de ICT-manager.
  4. Tot slot kunnen de organisaties hun legitieme macht gebruiken om de toegang tot alle opties voor het bestellen van niet-duurzame goederen uit te sluiten. De RU doet dit al met de catalogus.