Een beleids- en gedragsaanpak bij het afstemmen van stakeholderbelangen in duurzame last mile-logistiek
een casestudy in Nederland

Bij toeleveringsketens zijn verschillende belanghebbenden betrokken: verzenders, aanbieders van logistieke diensten, exploitanten van hubs, ontvangers, vervoerders op de laatste transportkilometer enz. Voor de invoering van duurzame logistieke oplossingen op de laatste transportkilometer (‘last mile’-logistiek) moeten al deze belanghebbenden hun processen aanpassen. De eerste stap bij het opzetten van een succesvolle duurzame last mile-logistiek is dus een analyse van de belanghebbenden: wat zijn hun belangen, wat zijn de impulsen en barrières voor gedragsveranderingen richting duurzamere concepten van last mile-logistiek. Hieronder vindt u een samenvatting van deze analyse.

Context en relevantie

Belanghebbenden spelen een cruciale rol bij de invoering van duurzame oplossingen in de last mile-logistiek. Er is onderzoek gedaan naar de doelen van de belanghebbenden in Living Lab Heijendaal. Het betreft een stedelijk logistiek project waarbij twee hubs worden gebruikt voor het bundelen van goederen die bij Campus Heijendaal worden afgeleverd met als doel de campus duurzamer en leefbaarder te maken.

Onderzoeksvraag

Hoe verwerven we inzicht in individueel (niet-)participerend gedrag van verschillende belanghebbenden in Living Lab Heijendaal?

Onderzoekaanpak

Er is gekozen voor een kwalitatieve casestudy (Living Lab Heijendaal) en combineren

  • Policy deployment (vertaling van beleid top-down in de organisatie) om de doelen van belanghebbenden in samenhang met hun rollen in de toeleveringsketen (verzenders, logistieke dienstverleners, exploitanten van hubs enz.) en binnen de organisatie (strategisch, tactisch, operationeel niveau) te bestuderen.
  • De theorie van gepland gedrag (beschrijving individueel keuzegedrag) van Ajzen als aanpak om te beschrijven in welke mate deze doelen naar verwachting zullen leiden tot participerend gedrag van individuele besluitvormers.

Voor deze casestudy worden diepgaande gesprekken gevoerd met verschillende belanghebbenden. Uit de meeste groepen en op verschillende hiërarchische niveaus zijn belanghebbenden geselecteerd om een realistisch beeld van hen te krijgen.

Resultaten

Algemeen

Er is een theoretisch kader ontwikkeld (zie figuur 1) waarin toepassing van policy deployment (top-down in de organisatie) en de theorie van gepland gedrag (individueel keuzegedrag) worden gecombineerd voor het beschrijven van (niet-)participerend gedrag in duurzame bevoorrading. De resultaten wijzen uit dat doelen weliswaar worden afgestemd tussen het strategisch en tactisch niveau voor zowel leveranciers als ontvangers, maar niet tussen het tactisch en operationeel niveau voor ontvangers. Hierdoor lukt het momenteel niet goed om het strategisch doel van een organisatie te verwezenlijken. Om een voorbeeld te geven: een organisatie hanteert een duurzaamheidsstrategie, maar als op operationeel niveau de kostendoelen of leveringstermijnen voorop staan, kan het gebruik van een stadshub (met mogelijk langere leveringstijden of extra kosten) tot weerstand leiden. Enkele gevallen met leveranciers en ontvangers laten echter zien dat het middenkader van een organisatie duurzaam gedrag vertoont ondanks het feit dat duurzaamheidsdoelen niet op strategisch niveau worden gepromoot. Deze “duurzaamheidsgezinde” actoren moeten de middelen worden aangereikt om verandering te bewerkstelligen.

In deze studie wordt gewezen op het belang van informatie-uitwisseling en samenwerking binnen de toeleveringsketen, de leidende rol van het middenkader bij de omzetting van strategische doelen in operationele doelen, en het stimuleren van gedragsfactoren om ervoor te zorgen dat meer belanghebbenden aan het living lab deelnemen.

Figuur 1. Het theoretisch kader, in aangepaste vorm overgenomen uit het kader van organisatorische en gedragsmatige keuzeprocessen voor transportmodaliteitskeuzen, ontwikkeld door Bogers (2017)

Gevolgen voor doelstellingen living lab

Deze casestudy laat zien dat doelen tussen en binnen belanghebbenden op elkaar afgestemd moeten worden om de gewenste resultaten van het living lab te behalen (verhoogde duurzaamheid en leefbaarheid tegen aanvaardbare kosten en serviceniveaus). Uit de studie blijkt dat deze afstemming nog niet (helemaal) gerealiseerd is. Het uitvoeren van deze studie en de gesprekken met alle belanghebbenden over duurzame last mile-logistiek in Living Lab Heijendaal en in het algemeen bleken echter een uitgelezen start van het living lab te vormen: de belanghebbenden zagen zich genoopt en werden aangemoedigd zich uit te spreken en na te denken over duurzaamheid, en hun activiteiten in het lab onder te brengen en te verduurzamen.

Conclusies, beleidsaanbevelingen en richtingen voor toekomstig onderzoek

Er zijn drie hoofdconclusies getrokken.

  1. Ten eerste, hoe meer de duurzaamheidsdoelen van de belanghebbenden over de gehele toeleveringsketen en tussen de managementniveaus op elkaar worden afgestemd, des te waarschijnlijker wordt het dat de organisatie zal deelnemen aan duurzame last mile-logistiek. Op het niveau van de toeleveringsketen kan de afstemming worden gerealiseerd door middel van informatie-uitwisseling en samenwerking, waarbij de stadshub in een aanbestedingsprocedure moet worden opgenomen en ontvangers leveranciers te hulp moeten schieten. Op organisatieniveau zou het middenkader een belangrijke verbindende rol kunnen vervullen door strategische doelen om te zetten in operationele doelen, de cultuur op lagere niveaus te beïnvloeden, en door informatie en inzichten te verstrekken aan zowel de hogere als lagere niveaus.
  2. Ten tweede, individuele gedragsfactoren, zoals attitude, normen en controle, kunnen individuen en organisaties ertoe aanzetten duurzaamheidsdoelen te bepalen en aan duurzame last mile-logistiek deel te nemen. Individuele blootstelling aan duurzaamheid, opleiding en werving van personeel op basis van affiniteit met duurzaamheid kunnen gedragsfactoren versterken.
  3. Ten derde, het vermogen om met onvoorziene barrières om te gaan, zoals gewoonten en verstorende factoren, kan het duurzame gedrag van individuen en uiteindelijk de organisatie als geheel verbeteren. Je kunt bijvoorbeeld een duidelijke duurzaamheidsstrategie hebben die op tactisch en operationeel niveau doeltreffend wordt gevolgd, maar als de koper niet in het IT-systeem kan invoeren dat goederen via de stadshub moeten worden geleverd, of uit gewoonte een andere route dan de stadshub-route kiest, zijn alle duurzaamheidsinspanningen tevergeefs. Bewustmaking kan ervoor zorgen dat beter met onvoorziene barrières wordt omgegaan. Er kan bijvoorbeeld een IT-functie worden toegevoegd die medewerkers informeren over de gevolgen van aankoopgedrag, en deelneming aan duurzame last mile-logistiek kan worden opgenomen in het takenpakket van werknemers.

Alle bij de toeleveringsketen betrokken partijen krijgen daarom de volgende adviezen: (1) stel strategische duurzaamheidsdoelen vast en laat ze via het middenkader omzetten in operationele doelen; (2) zorg bij het personeel voor bewustwording omtrent duurzaamheid; en (3) wees berekend op onvoorziene barrières. Bovendien moeten de belanghebbenden in de toeleveringsketen informatie uitwisselen en samenwerken, wat waarschijnlijk proactief van bovenaf moet worden afgedwongen (4). Met name ontvangers wordt geadviseerd om in een aanbesteding aandacht te schenken aan duurzame bevoorrading, bijvoorbeeld door het gebruik van een stadshub verplicht te stellen (5).

 

Het verdient aanbeveling om met nader onderzoek beter in beeld te brengen hoe beide mechanismen (toepassing van beleid (top-down in de organisatie) en de theorie van gepland gedrag (individueel keuzegedrag) in de praktijk kunnen worden geactiveerd om meer doelen voor een duurzamere bevoorrading te verwezenlijken.